Turnen
Turnen was al bekend in de tijd van de Romeinen, die het arte Gymnastica noemden. De basisvormen van de huidige turntoestellen en turnbewegingen werden echter ontwikkeld door Friedrich Ludwig Jahn (1778-1852), de grondlegger van de ‘Duitse School’. In 1811 opende Jahn op de Hasenheide bij Berlijn de eerste Turnplatz. Samen met zijn leerling Ernst Eiselen ontwierp hij turntoestellen, onder andere de brug en de rekstok.
In Nederland ontstond de eerste gymnastiekvereniging in 1830. Op 15 maart 1886 werd het Nederlandse Gymnastiek Verbond opgericht. Vijftig jaar later mocht dit verbond zich Koninklijk noemen en sindsdien heeft het zich ontwikkeld tot een sportbond van meer dan een kwart miljoen leden. Later volgde een fusie met de NKGB, en gingen de beide organisaties verder als de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Bond (KNGB). Sinds het seizoen 1999/2000 zijn de KNGB en de christelijke bond Koninklijk Nederlands Christelijk Gymnastiek Verbond (KNCGV) gefuseerd tot de huidige Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU). Bij de christelijke bond turnde men op 5 toestellen, terwijl bij de KNGB op 6 toestellen werd geturnd. Door de fusie werden enkele regels voor het wedstrijdturnen gewijzigd voor een tijdelijke periode van drie jaar, behalve in de A-lijn (het hoogste niveau). Een van deze tijdelijke veranderingen was dat het toestel waarop het slechtst gepresteerd was niet meetelde in de puntentelling.